In de interviewserie 'Acht lessen uit de RES'en', gaan we met experts uit de energieregio's in ons verzorgingsgebied in gesprek over de uitdagingen binnen de Regionale Energiestrategie (RES). Hieronder: lessen uit de RES-regio Metropoolregio Eindhoven (MRE) met Stef Luijten en Robert Aerts.
De gesprekken over waar zonne- of windmolenparken als onderdeel van de Regionale Energiestrategie (RES) geplaatst kunnen worden, raken veel aspecten. Eerder in deze interviewreeks hebben we het gehad over uitdagingen als de ruimtelijke inpassing, integratie met maatregelen voor klimaatadaptatie en het maatschappelijk draagvlak. Een andere belangrijke onderdeel is het effect op het milieu.
Stel je bijvoorbeeld voor dat er een locatie voor een windmolenpark wordt aangewezen, terwijl daar dichtbij een natuurgebied ligt. Dit kan tot gevolg hebben dat de leefomgeving van flora en fauna wordt verstoord. Om onder andere dit soort milieugevolgen in kaart te brengen, voert de RES-regio Metropoolregio Eindhoven Eindhoven (MRE) een Milieu Effect Rapportage (MER) uit. Dat klinkt misschien als weer een volgend obstakel in de realisatie van ambities, maar Stef Luijten, wethouder gemeente Bergeijk en stuurgroeplid van de RES MRE, met als focusgebied de Kempen, ziet dat anders. “Waarom zouden we nu discussies voeren over gebieden die later niet geschikt blijken? Met de informatie uit de MER kunnen we beter keuzes maken en gerichter het gesprek met inwoners en raadsleden voeren.”
De RES-regio MRE is in vergelijking met veel andere regio’s vroeg gestart met het uitvoeren van de MER. Het onafhankelijke onderzoek biedt inzicht in de geschiktheid van locaties voor grootschalige opwekking van energie. Het uitvoeren van een MER is in het RES-proces niet verplicht, maar wordt wel nadrukkelijk geadviseerd. Het helpt om de plannen te kunnen integreren met omgevingsplannen en de omgevingswet die volgend jaar wordt geïmplementeerd. “Nieuwe zonne- en windmolenparken vragen om flinke uitbreidingen van zowel het landelijke als regionale elektriciteitsnet. Het inpassen van dit soort infrastructurele projecten kan tijdrovend zijn, onder andere door inspraakprocedures”, zegt Robert Aerts, strategisch adviseur energietransitie in de regio’s MRE en Noordoost-Brabant bij Enexis Netbeheer. “Wanneer de omgeving goed wordt meegenomen in de RES-plannen, kan dit het vergunningstraject versnellen.”
In MRE staat dan ook een forse toename van duurzame energie op de planning, dat op het net moet worden aangesloten. In de conceptversie van de RES geeft de regio MRE een ambitie af van 2 terawattuur (TWh) duurzame opwek in 2030. Op basis van harde voorwaarden – zoals de afstand van een windmolen tot huishoudens of natuurgebieden – zijn in het conceptplan zoekgebieden voor die grootschalige opwek afgegeven. “De ervaring leert dat na de MER van die zoekgebieden er nog een aantal afvallen, omdat die gebieden een te grote impact hebben op het milieu. Uiteindelijk kunnen we als bestuurders met dit onafhankelijke onderzoek betere afwegingen maken.” Volgens Luijten is dit ook belangrijk in het betrekken van raadsleden en bewoners. “Wanneer een gebied wordt opengesteld voor duurzame opwek, vinden de bewoners dat lastig. En dat is logisch. Een goede onderbouwing waarom voor een bepaald gebied wordt gekozen, kan dan wel heel erg helpen. We hebben allemaal als stip op de horizon dat we energieneutraal willen worden. Dat daarvoor soms ook heel lastige keuzes te maken zijn, is niet te voorkomen.”
Dit betekent overigens niet dat de voorkeursgebieden die uit de MER komen ook meteen de locaties zijn waar iets staat te gebeuren. Zodra de resultaten bekend zijn, kunnen inwoners en andere belanghebbende partijen hierop reageren. Pas daarna wordt door de afzonderlijke gemeenten bepaald welke locaties worden opengesteld, waar initiatiefnemers zich op kunnen inschrijven. “Zo is er in de gemeente Bergeijk een gebied opengesteld voor de periode van zes maanden voor het indienen van projectvoorstellen vanuit initiatiefnemers. Die projectvoorstellen moeten voldoen aan een groot aantal voorwaarden, zoals bijvoorbeeld een vooraf gevoerde dialoog met de omgeving”, legt Luijten uit. “Daarna toetsen we de projecten aan de voorwaarden en geven aan welke doorontwikkeld kunnen worden. Door dit beleid te volgen, is er zowel aandacht voor het bestuurlijke als maatschappelijk draagvlak voor initiatieven, waardoor projecten in potentie echt gerealiseerd kunnen worden.”
Volgens Aerts draagt de aanpak, met eerst een MER, bij aan de haalbaarheid en betaalbaarheid van de RES-plannen. “Een van de doelen van de MER is om locatiekeuze voor duurzame opwek te concretiseren. Voor ons en de landelijke netbeheerder TenneT is dit inzicht belangrijk om duidelijk te krijgen waar netuitbreidingen nodig zijn. We investeren zo gericht mogelijk in de locaties waar de meeste potentie zit. Zo zorgen we samen voor een betaalbare en uitvoerbare energietransitie.”
Een duurzaam energiesysteem vraagt een stap-voor-stapaanpak. “Het belangrijkste is dat deze RES-plannen niet zomaar achter je bureau te bedenken zijn. Zorg dat je raadsleden en inwoners betrekt en over de mogelijkheden in gesprek gaat. Ook met de resultaten uit de MER is er dadelijk weer een mogelijkheid om gesprekken te starten en informatie te delen, zodat we uiteindelijk keuzes maken die van onderaf gedragen zijn”, zegt Luijten. Naar verwachting zijn de eerste resultaten van de MER in de regio MRE halverwege december 2020 bekend.
Benieuwd naar de andere interviews over de RES? Bekijk hier het overzicht.